Multiconsult
Infrastructuur, van concept tot realiteit
Multiconsult
Infrastructuur, van concept tot realiteit
Multiconsult
Infrastructuur, van concept tot realiteit
Multiconsult
Infrastructuur, van concept tot realiteit
Multiconsult
Infrastructuur, van concept tot realiteit
Multiconsult
Infrastructuur, van concept tot realiteit
Multiconsult
Infrastructuur, van concept tot realiteit
Om inzicht te krijgen in de bodemopbouw (profiel), -structuur en -textuur worden (verkennende) boringen verricht. Op basis van de profiel- en veldkenmerken (roestvlekken e.d.) kan soms een eerste schatting worden gemaakt van de fluctuatie van de grondwaterstand. Vaak worden grondmonsters genomen die worden aangeboden aan het laboratorium. Voor een nauwkeuriger beeld over de heersende grondwaterstand of stijghoogte worden in de boorgaten op verschillende niveaus peilbuizen geplaatst. In de peilbuis kan dan de grondwaterstand of stijghoogte worden gemeten. Deze metingen worden gebruikt in verschillende adviezen.
Het bepalen van de waterdoorlatendheid (permeabiliteit) van de bodem is belangrijk voor zowel milieukundige, landbouwkundige- als geohydrologische adviezen. Naast het voorspellen van het verspreidingsgedrag van aanwezige grondwaterverontreinigingen is de doorlatendheid van de bodem van belang bij drainage, infiltratie of irrigatie. Door middel van veldonderzoek kan de waterdoorlatendheid van de bodem eenvoudig en goedkoop worden onderzocht. Voor de verzadigde zone worden de volgende veldmethoden gebruikt: falling head, rising head en constant head test. Voor de onverzadigde zone (zone boven de grondwaterstand) wordt gebruik gemaakt van een zogenaamde constant head permeameter. Hiermee wordt een inschatting gemaakt van de doorlatendheid. Onderzoek in het laboratorium is ook mogelijk.
Een korrelgrootteverdeling (zeefanalyse) geeft een beeld van de korrelgrootte en korrelopbouw van het materiaal. Om de proef goed en betrouwbaar uit te voeren is het belangrijk een representatief monster van het materiaal te nemen. In het laboratorium wordt het verzamelde zandmonster eerst gedroogd. Voor het bepalen van de korrelverdeling van zand worden conform de RAW Standaard 2005 zand op verschillende fracties gezeefd. Op basis van de resultaten wordt vastgesteld wat voor type zand het is. Ook de classificatie van grond conform NEN5104 is mogelijk. Uit de korrelverdelingsdiagrammen kan met behulp van empirische formules een inschatting worden gemaakt van de doorlatendheid van het zand.
Een pompproef bestaat uit het aanbrengen van een pompput en het plaatsen van peilbuizen op enige afstand en in verschillende bodemlagen. Uit de pompput wordt dan een hoeveelheid water onttrokken, waarbij gelijktijdig metingen worden verricht in de peilbuizen. De duur van de proef, het toe te passen pompdebiet en de afstanden van de peilbuizen worden bepaald door de geohydrologische omstandigheden.
De pompproef is de meest representatieve methode om de geohydrologische grondparameters op een grotere dan alleen lokale schaal te bepalen. Deze gegevens zijn noodzakelijk om een betere inschatting te maken in het te verwachten waterbezwaar bij een onttrekking. Daarnaast kunnen de geohydrologische effecten van een onttrekking op de omgeving worden onderzocht. Door middel van de gegevens uit het grondonderzoek, het laboratoriumonderzoek en de pompproef is het beter mogelijk om de gevolgen van een onttrekking te simuleren met modelberekeningen.
Met een bemalingsproef kan het toekomstige pompdebiet en de filteropbrengst worden bepaald. Met deze gegevens kan het bemalingssysteem worden ontworpen. Ook kan de te verwachten verlaging van de grondwaterstand in de omgeving ten gevolge van de bemaling bepaald worden.
Voor een bemalingsproef worden één of enkele pompputten of bemalingsstreng geïnstalleerd, in dezelfde laag en op hetzelfde diepteniveau als de toekomstige bemaling, waarbij gedurende een bepaalde tijd water onttrokken wordt. De debieten worden opgemeten. Indien men ook informatie wil in verband met de te verwachten verlaging van de grondwaterstand, worden een aantal peilbuizen geplaatst op verschillende afstanden van de pompput(ten), in die lagen waarin men het effect van de bemaling wenst te kennen. De peilbuizen worden opgemeten. Het gezamenlijke effect van de aanwezige watervoerende laag en aangrenzende slecht doorlatende lagen kan hiermee direct worden vertaald naar de situatie bij een bemaling van de bouwput.
Om inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van het grondwater wordt dit water uit een peilbuis gepompt. De bemonstering en analyse worden uitgevoerd volgens de richtlijnen. Het bepalen van de chemische samenstelling van het grondwater is belangrijk voor het bepalen van de haalbaarheid van infiltratie in de bodem of het lozen op bijvoorbeeld het oppervlaktewater.